Het eiland waarop ik mij momenteel voor enige tijd op bevindt loopt al aardig warm voor het apparaat wat Nintendo voor de volle 100 % relevant moet gaan maken. Op het met gevaarlijke en bizarre ceaturen en een handjevol depressieve boeren (de sinds 2001 aanhoudende droogte drijft gemiddeld elke vier dagen een boer tot zelfmoord) gevulde midden, noorden en westen van het land na, is Australië een levendige en moderne welvaartstaat. Met natuurlijk Sydney als bruisend hoogtepunt, met haar 4 miljoen inwoners. De overige plusminus 16 miljoen inwoners zijn grotendeels over de oostkust verspreid.

Bovenstaande alinea ter illustratie dat ook in de wat minder voor de hand liggende landen de Wii een moddervette hype is.
Ondertussen speelt een vervelende jeuk bij me op. Niet alleen een fysieke jeuk, veroorzaakt door de zandkorrels die in mijn schaamstreek schuren, of de opgloeiende en dan weer uitdovende jeuk op mijn rechterarm, waar een kwal die ik niet op tijd zag aan schuldig is, maar ook een kriebelend gevoel in m’n onderbuik. Ik wil op de Wii spelen. Het is een verlangen wat me al maand achter maand achtervolgt, niet op elk moment van de dag, niet eens elke dag, maar soms speelt het ineens op, onverwachts. Het zachte zeebriesje voelt meer dan aangenaam, het azuurblauwe water heeft de ideale temperatuur, maar ik snak naar een paar uur durend verblijf in een verduisterde, verlaten kamer, waar ik op mijn gemak The Legend of Zelda kan spelen. Het onschuldige gelaat van Link, zijn met passie bedruipte kreten, de kloeke zwaardmoves, de boosaardige monsters, beesten en eindbazen, het openen van een schatkist en de bijbehorende animatie en geluiden. Het zit er het komende half jaar niet in voor mij.
Natuurlijk boeit dit geen ene klapkut. Ik bevind mij in een van de mooiste landen ter wereld; de complete tegenpool van Nederland. Sinds 1 december is hier zomer en ogen zowel de zee als de natuur, de gezellige vrijstaande huizen alswel de yachthaven waar ik werk mooier dan ooit. Het strand waar mijn voeten wroeten in het maagdelijke zand is slechts een minuut of 25 lopen van mijn verblijfplaats verwijderd. De ervaring die ik nu op doe zal ik nooit meer meemaken. Straks studeer ik in Utrecht met de gedachte dat ik de komende 45 jaar m’n leven grotendeels ga besteden aan werken, dat de reizen die ik ga maken hooguit een maandje zullen duren. Op de Wii kan ik altijd nog spelen.
Die gedachte dringt de jaloezie die ik heb jegens al die bezoekers van Wii-DS die gevuld met enthousiasme het forum vol posten met de ‘ik heb ‘m!’-kreten grotendeels weg. Ik sluit m’n ogen en voel het lauwe water. Het wordt vloed. Ik adem, ik leef, ik besta. En die Wii, ach, daar kan altijd nog mee gestoeid worden.

Ruilen?